Jacoba van Beieren
Al sinds 1350 is het graafschap Holland verdeeld tussen Hoeken en Kabeljauwen. Tot ongeveer 1500 laaien bij tijd en wijle de conflicten tussen de twee fracties op. De langdurige ruzie start omdat graaf Willem IV kinderloos sterft. In eerste instantie draait het conflict dan ook om zijn opvolging. De ene partij noemt zich al snel Kabeljauwen, naar het wapen van Beieren dat op schubben lijkt of misschien omdat een Kabeljauw een sterke vis is, die snel groeit. Als reactie noemt de andere partij zich Hoeken, oftewel haken, waarmee je een kabeljauw kunt vangen.
In 1417 komen de kampen weer tegenover elkaar te staan. Ditmaal om de opvolging van Willem VI. Jacoba van Beieren en haar oom Jan IV van Beieren vinden allebei dat zij recht hebben op het graafschap van Holland. De Hoeken sluiten zich aan bij Jacoba en de Kabeljauwen bij Jan.
Ook Rotterdam raakt betrokken in de strijd. Een deel van de Rotterdammers kiest partij voor Jacoba, maar zij worden al gauw verslagen door Jan, die vervolgens Rotterdam inneemt. Jacoba laat het er niet bij zitten en na een bezoek en een huwelijk in Engeland en een ontsnapping uit een Gentse gevangenis, komt ze in 1425 terug om ‘haar’ graafschap te veroveren. Dit keer krijgt ze hulp van Willem Nagel, baljuw van Kennemerland en krijgsoverste van de Hoeken. Als specialist in plunderen, vechten en vernielen zet Jacoba hem in om al haar tegenstanders een lesje te leren. Willem laat een spoor van vernielingen achter. Rotterdam wordt belegerd en rondom de stad blijft haast niets overeind staan. Slot Bulgersteijn, het Hof van Weena, kasteel Hillegersberg, de Hillegondakerk en kasteel Honingen worden met de grond gelijk gemaakt.
Met Jacoba loopt het, ondanks al haar vastberadenheid, slecht af. Door alle gevechten en campagnes is ze in 1433 totaal platzak en moet ze de strijd opgeven. In 1436 overlijdt ze aan de tering.